JAN LAUWEREYNS
terug naar fondslijst
home
|
|
file:\\ druksel \ fondslijst \ lauwereyns \ bloembed \de smedt
Erik de Smedt in 'De leeswolf', nr. 4, 2004, p. 302
Geïnspireerd door contacten met dichters en gedichten op Poetry International 2003, schreef Jan Lauwereyns een essay over 'goede poëzie'. Zijn stelling is dat ook raadselachtige, weinig gebruiksvriendelijke gedichten wijzen op een verborgen agenda van de dichter als wereldverbeteraar. Met moraliserende poëzie kom je er niet meer in deze tijd. De waarheid vind je achter de coulissen. Fijnzinnig commentarieert hij gedichten van Chris Abani en Jalal El-Hakmaoui: geweld niet met geweld beantwoorden, maar met de meest basale ethische keuze, die voor het leven - "zacht groen mos dat de brokkelende muren streelt". In dialoog met Pasolini, Blanchot en Van Bastelaere diept hij de gedachte uit dat het goede is wat te voorschijn komt na ontkenning. Poëzie van de Chinese dichter Che Qianzi (scherpe flarden uit een droom) en van Paul Bogaert (uit 'Circulaire systemen') toont dat de dichter dwangmiddelen gebruikt om de blik van de lezer vast te houden. Concentratie op het banale detail "creëert tijd en ruimte waarin nieuwe inzichten geboren kunnen worden". Poëzie heeft iets van het 'fire farming' dat de Australische aborigine doet: het dorre gras in brand steken zodat kleine scheuten tussen de as een kans krijgen om tot iets gezonds uit te groeien. Lauwereyns essayeert verfrissend en onpretentieus, met zijsprongetjes naar de wetenschap en een open mondiale blik. Het postscriptum is het gedicht "Vier vergelijkingen bij een lijk". Het bewijst dat ook zijn poëzie niet stil is blijven staan. Typografie en vormgeving van dit boekje zijn een lust voor het oog.
|